dinsdag 6 april 2010

Voor kost en inwoning

Joseph Smith, de grondlegger van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, wordt in de Mormoonse literatuur vaak voorgesteld als iemand die naast zijn kerkelijke verplichtingen hard moest werken om de kost te verdienen (zie bijvoorbeeld Leringen van Kerkpresidenten: Joseph Smith 2007, p. 85). Wie het leven van Joseph Smith echter bestudeert, zal merken dat hij gedurende zijn gehele 'werkzame' leven als profeet op kosten van zijn volgelingen leefde.

In het eerste jaar na zijn huwelijk met Emma Hale op 18 januari 1827 woonde het jonge paar bij de ouders van Joseph Smith in Manchester, New York. In december verhuisden zij naar Emma's vader Isaac Hale in Harmony, Pennsylvania, waar zij op afbetaling een huisje en wat land konden kopen van vader Hale. Maar in plaats van het land te bewerken om de benodigde 200 dollar bij elkaar te krijgen, schreef Smith aan het Boek van Mormon en leefde van de liefdadigheid van vrienden en bekenden zoals Martin Harris en Joseph Knight (Newell & Avery 1994, pp. 19-34). In augustus 1830 betaalde hij de 200 dollar in één keer af maar het is onbekend hoe hij aan dat geld is gekomen.

Niet lang daarna verhuisde Joseph Smith per openbaring naar Kirtland, Ohio, "wegens de vijand en voor uw welzijn" (Leer en Verbonden 2004, p. 74). De "vijand" werd in dit verband gevormd door de bevolking van de staat New York, die bekend was met Joseph Smith's verleden als occultist en schatgraver en geen belangstelling had voor zijn nieuwe kerk (Arrington 1970). In Ohio daarentegen waren de Mormoonse zendelingen wel succesvol. In november 1830 doopten zij Sidney Rigdon, een dominee, en meer dan honderd van diens volgelingen (Ludlow 1992, p. 1234).

Bij aankomst in Kirtland begin 1831 woonden Joseph en Emma eerst een maand bij Newel K. Whitney, waarna Joseph de openbaring kreeg dat iemand een huis voor hem moest bouwen (Leer en Verbonden 2004, p. 81). Isaac Morley bouwde prompt een blokhut voor het jonge gezin, waar Emma op 30 april beviel van een tweeling. Toen Joseph Smith in september terugkwam van een reis naar Missouri zocht hij een rustig plekje om samen met Sidney Rigdon aan zijn revisie van de Bijbel te werken. Zijn keuze viel op de boerderij van de Johnsons.

Maar gratis wonen mag dan praktisch zijn, een mens moet natuurlijk ook eten, dus werden tijdens de oktoberconferentie van 1831 David Whitmer, Reynolds Cahoon, Simeon Carter, Orson Hyde, Hyrum Smith en Emer Harris aangewezen om de families Smith (2 kinderen) & Rigdon (6 kinderen) te onderhouden (van Wagoner 1994, p. 109). Eerder dat jaar had Joseph Smith de "reinheid" van zijn volgelingen en hun kennis van "de verborgenheden van het koninkrijk" al in verband gebracht met de mate waarin zij hem voorzagen van "voedsel, en kleding, en alles wat hij nodig heeft" (Leer en Verbonden 2004, p. 91).

Openbaring bleef gedurende Joseph Smith's leven een beproefde methode om aan kost en inwoning te komen. Zo kreeg hij in 1834 per openbaring een stuk grond toegewezen (Leer en Verbonden 2004, p. 257) en in 1841 een compleet hotel (Leer en Verbonden 2004, p. 315). Geld lenen was een andere manier. Toen Joseph Smith in 1838 Kirtland moest ontvluchten, had hij ruim $100.000 schuld opgebouwd (tegenwoordig vergelijkbaar met $25.000.000). De achtergebleven Heiligen, waaronder Oliver Granger en Jared Carter, mochten het oplossen (Ludlow 1992, pp. 792-793).

In de officiële geschiedschrijving van de kerk is tegenwoordig nauwelijks tot geen aandacht voor de financiële escapades van Joseph Smith, waarvan in dit artikel nog niet eens de helft beschreven is. In plaats daarvan wordt een beeld geschetst van een nobele, hardwerkende idealist die zijn hele leven belangeloos in dienst van God stelde. Dit beeld strookt echter niet met de feiten.