dinsdag 6 april 2010

Pek en veren

Op 24 maart 1832 werden Joseph Smith en Sidney Rigdon ernstig mishandeld door een bende buurtgenoten en besmeurd met pek en veren. Deze gebeurtenis wordt in de Mormoonse literatuur vaak aangehaald als voorbeeld van de religieuze vervolging van de eerste Heiligen der Laatste Dagen maar er wordt daarbij zelden ingegaan op de aanleiding voor dit incident (zie bijvoorbeeld Ludlow 1992, pp. 605, 1026, 1099).

Geld vormt de meest waarschijnlijke aanleiding voor de mishandeling. Hierbij is het goed om eerst de omstandigheden in herinnering brengen, waaronder Joseph Smith en Sidney Rigdon in Hiram verbleven, namelijk inwonend bij, en op kosten van leden van de kerk. In die tijd werd er bovendien geëxperimenteerd met een systeem van communalisme, waarbij iedereen zijn bezittingen aan de Kerk moest overdragen, die deze vervolgens zou herverdelen (Leer en Verbonden 2004, pp. 82-90). Hoe deze factoren bij elkaar kwamen, wordt beschreven in een brief van één van de deelnemers aan de mishandeling:

"In de winter van 1831 hadden Joseph Smith en een paar anderen een afspraak in het zuidelijke schoolgebouw van Hiram. De vroomheid, oprechtheid en nederigheid van de sprekers waren zodanig, dat veel toehoorders geraakt waren en zich niet konden voorstellen dat zulke predikanten er op uit waren hen te bedriegen."

"In de volgende lente en zomer werden er veel bekeerlingen gemaakt en hun succes leek te wijzen op een overweldigende triomf in Hiram. Maar toen zij naar Missouri gingen om de fundamenten van de prachtige stad Zion te leggen, en van hun tempel, lieten zij hun papieren achter. Hierdoor kregen de nieuwe bekeerlingen de kans om de interne organisatie van hun kerk te leren kennen, waarbij ze er tot hun ontzetting achter kwamen dat er een plan bestond om hun bezittingen weg te nemen en onder de controle van de profeet Joseph Smith te brengen. Dit was teveel voor de inwoners van Hiram en zij keerden het Mormonisme sneller de rug toe dan zij het ooit omarmd hadden. Tegen de herfst stelde de Mormoonse kerk in Hiram niet veel meer voor."

"Maar een paar slachtoffers van deze misleiding waren vastbesloten om dit niet ongestraft voorbij te laten gaan en er vormde zich een groep van inwoners van Shalersville, Garretsville en Hiram. In maart 1832 trokken zij in de donkere nacht naar het hoofdkwartier, lichtten Smith en Rigdon van hun bed, besmeurden hen met pek en veren en lieten hen weer vrij. Dit had het gewenste effect, namelijk van hen afkomen. Niet lang daarna vertrokken zij naar Kirtland" (brief van Simonds Ryder aan A.S. Hayden d.d. 1 februari 1868, geciteerd in Parkin 1967, pp. 253-254).

Deze verklaring wordt ondersteund wordt door de feiten zoals we die kennen uit andere bronnen, zoals de korte maar intensieve zendingssinspanning van Joseph Smith en Sidney Rigdon in en rond Hiram (Leer en Verbonden 2004, p. 158), de reis naar Missouri (Leer en Verbonden 2004, pp.114-117), onduidelijkheden en gerommel bij de uitvoering van de wet van toewijding (Leer en Verbonden 2004, pp.196-198), etc.

De aanslag van 24 maart 1832 was dus waarschijnlijk geen religieuze vervolging in de zin dat Joseph Smith en Sidney Rigdon vanwege hun theologische opvattingen werden aangevallen, maar eerder een (weliswaar onwettig) protest tegen de wurggreep die de Mormonen op hun sociale en economische omgeving probeerden te krijgen – een gewoonte waardoor ze de rest van de negentiende eeuw nog vele malen in de problemen zouden komen.