zondag 17 januari 2010

Brief van het Eerste Presidium (1982)

Mormoonse kerkleiders controleren op gezette tijden of het gedrag van hun leden voldoet aan de standaarden van de kerk. In onderstaande brief legt het Eerste Presidium (de hoogste leiding van de kerk) uit hoe lokale kerkleiders hierbij te werk moeten gaan.
  • De motivatie van deze praktijk wordt ingegeven door liefde voor de leden en het verlangen hen te redden van hun zonden;

  • Kerkleiders oefenen zware psychologische druk op de leden uit door zichzelf in deze interviews op gelijke voet te stellen met God;

  • Met behulp van deze druk kunnen de kerkleiders inspelen op de schuld- en angstgevoelens van de leden (“God ziet alles”) om hen ertoe te brengen “zondig gedrag” uit zichzelf op te biechten en zich aan het gezag van de kerkleiders over te geven.
 Hoewel deze brief al wat ouder is, wordt deze techniek nog steeds gebruikt in de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. De lokale leiders zijn echter allemaal ongetrainde vrijwilligers en de manier waarop zij de leden ondervragen varieert enorm. Dit wordt versterkt door de dubbelzinnigheid van de instructies: enerzijds wordt van lokale leiders verwacht dat zij de privacy van de leden niet schenden, anderszijds dienen zij zich er onder andere van te vergewissen dat getrouwde stellen geen orale sex hebben

De privacy-schending is echter niet gelegen in de manier waarop deze interviews gevoerd worden maar in het feit dat de Kerk het überhaupt nodig vindt om zo’n grote controle over het persoonlijke leven van de Heiligen der Laatste Dagen uit te oefenen.


De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen
Het Kantoor van het Eerste Presidium
Salt Lake City, Utah 84150

5 januari 1982

Aan: alle ring-, zendings- en districtspresidenten, bisschoppen en gemeentepresidenten

Beste broeders,

Ons belangrijkste doel als leiders is het redden van zielen. Wij moeten houden van de mensen met wie wij werken en hen laten weten dat we van hen houden, en klaar staan en graag bereid zijn hen op welke manier dan ook te helpen.

Priesterschapsleiders die verantwoordelijk zijn om leden te ondervragen over hun waardigheid om bepaalde verantwoordelijke posities te aanvaarden, moeten eerst met het lid bespreken wat de betreffende positie inhoudt en wat er verwacht wordt van de persoon die de functie aanvaardt. De interviewer dient zich er dan van te vergewissen dat de persoon bereid is om aan de volgende eisen te voldoen:

Zich strikt aan het Woord van Wijsheid houden; een volledige tiende betalen; de juiste vergaderingen bijwonen zoals de avondmaalsvergadering, priesterschapsvergaderingen, enz.; eerlijk, eerbaar en oprecht handelen; zedelijk rein zijn, wat ook inhoudt zich onthouden van homosexuele of lesbische activiteiten, of andere onnatuurlijke, onreine of onheilige praktijken; niet schuldig zijn aan mishandeling van partner of kinderen; de algemene en lokale priesterschapsautoriteiten van de Kerk ondersteunen.

Als iemand ondervraagd wordt waarvan beoordeeld moet worden of hij een zendeling mag worden, dient de interviewer eerst duidelijk te maken dat hij de Heer vertegenwoordigt in het interview en dat hij zijn antwoorden moet beschouwen als gegeven aan God zelf. De persoon moet dan gevraagd worden wat hij denkt dat de Heer verwacht van iemand die waardig wil zijn om als Diens vertegenwoordiger in aanmerking te komen. De volgende antwoorden dienen gegeven te worden:

Zich strikt aan het Woord van Wijsheid houden; een volledige tiende betalen; eerlijk, getrouw en oprecht handelen; zedelijk rein zijn; de geboden onderhouden; zijn zending vervullen op de manier die de Heer van hem verwacht.

Als hij één van deze dingen niet noemt, kan hem gevraagd worden wat hij denkt dat de Heer van hem verwacht, bijvoorbeeld op het gebied van zedelijke reinheid. Hij dient te begrijpen wat het betekent om zedelijk rein te zijn, wat onder andere inhoudt dat hij afziet van van homosexuele of andere onnatuurlijke, onreine of onheilige praktijken. Hij moet er nogmaals aan herinnerd worden dat hij ondervraagd wordt door een vertegenwoordiger van de Heer, en dat de Heer weet wat hij doet en hoe hij leeft. Hem moet gevraagd worden of hij in elk opzicht waardig is. Als dit niet het geval is, moet hem uitgelegd worden dat hij zich dient voor te bereiden of anders op dit moment geen zending kan vervullen maar moet wachten totdat hij zich bekeerd heeft en in elk opzicht waardig is. De Heer kan niemand aanvaarden of zegenen die liegt om het zendingsveld te kunnen betreden omdat hij onder druk staat van zijn ouders of anderen, of omdat hij zich verplicht voelt te gaan vanwege de nadruk die wij erop leggen dat iedere jonge man een zending vervult. Laat hem ongeacht de situatie weten dat u van hem houdt en dat u klaarstaat om hem op alle mogelijke manieren te helpen.

Als iemand ondervraagd wordt voor een tempelaanbeveling, moet de persoon die ondervraagd wordt eraan herinnerd worden dat de Heer heeft gezegd dat niets onreins Zijn huis mag ingaan. De procedure is gelijk aan die bij andere vraaggesprekken.

Als iemand ondervraagd wordt die getrouwd is, dient de interviewer ongepaste vragen, die de gevoeligheden van de geïnterviewden kunnen kwetsen, zorgvuldig te vermijden.

Als gehuwde personen schuldig zijn aan onnatuurlijke, onreine of onheilige praktijken, dienen zij te begrijpen dat zij de tempel niet mogen betreden tenzij en totdat zij zich bekeerd hebben en dergelijke praktijken nalaten. Mannen en vrouwen die bekend zijn met deze vereisten kunnen voor zichzelf uitmaken wat hun status in Gods ogen is. Al deze zaken dienen overgebracht te worden zonder dat priesterschapsleiders zich concentreren op de intieme aangelegenheden die tot een huwelijksrelatie behoren. Kundig interviewen en adviseren is mogelijk zonder in intieme details te treden, door de verantwoordelijkheid om hun leven op orde te brengen voordat zij het voorrecht uitoefenen om het huis van de Heer te betreden duidelijk bij de leden van de Kerk persoonlijk neer te leggen. Het Eerste Presidium heeft orale sex aangeduid als een onnatuurlijke, onreine of onheilige praktijk. Als een persoon zich voldoende zorgen maakt over een bepaalde praktijk om het te berde te brengen, moet hij er mee stoppen.

Wie schuldig is aan verbaal of lichamelijk geweld tegen een partner of een kind, mag de tempel niet betreden.

Iedereen moet eraan herinnerd worden dat de Heer de rechter is, en dat Hij alles weet wat zij doen. Hen moet gevraagd worden of zij waardig zijn om voor een tempelaanbeveling in aanmerking te komen. Als dat niet het geval is, dient hen aangeraden te worden zich te bekeren en hun leven in overeenstemming te brengen met de leringen van het evangelie.

Wij sporen u aan uw interviewtechnieken kritisch onder de loep te nemen en deze waar nodig aan te passen aan de hierboven voorgestelde procedure.

Tegelijkertijd moeten wij onze mensen laten weten dat we van hen houden; we moeten proberen hen zodanig te onderwijzen en te leiden dat zij het onheil en de valkuilen kunnen vermijden die hen omringen.

Met vriendelijke groet,
Het Eerste Presidium

Spencer W. Kimball (zittend)
N. Eldon Tanner (links)
Marion G. Romney (midden)
Gordon B. Hinckley (rechts)