vrijdag 22 januari 2010

De historische ontwikkeling van het eerste visioen

In de tijd en omgeving waarin Joseph Smith volwassen werd, waren spirituele ervaringen heel gebruikelijk onder evangelisch-protestantse jongeren. Marquardt & Walters (119, pp. 50-53) geven een aantal voorbeelden die sterk lijken op Joseph Smith’s verhaal uit 1832: een besef van de eigen zondigheid, gevolgd door een periode van overpeinzing en geestelijke kwelling, uitmondend in een persoonlijke verlossingsbelevenis. Deze ging niet zelden gepaard met de verschijning van een helder licht, het zien en/of horen van Jezus en/of God en een intens gevoel van vrede en geluk. Joseph Smith’s eerste ervaring, zoals door hem opgeschreven in 1832, past in deze typologie (Quinn 1994, p. 3).

Het was echter niet deze ervaring waarop Joseph Smith’s aanspraken op goddelijk gezag aanvankelijk berustten, maar op zijn rol bij het voortbrengen van het Boek van Mormon, zoals beschreven in Joseph Smith’s vroege openbaringen (zie bijv. Leer & Verbonden 2004, pp. 39-40). De gezagstructuur was in die beginjaren van de kerk veel minder formeel: iedereen die zich “tot het werk” geroepen voelde, wás geroepen (Leer en Verbonden 2004, p. 8). Joseph Smith was de “eerste ouderling”, een primus inter pares.

Na het verlies van de Mormoonse kolonie in Missouri in de winter van 1833-1834 trokken veel van zijn volgelingen Joseph Smith’s leiderschap in twijfel en verlieten de nog jonge kerk. Zijn critici begonnen zijn verleden te onderzoeken en vonden een aantal “lijken in de kast” met betrekking tot het voortkomen van het Boek van Mormon, zoals Joseph Smith’s twijfelachtige verleden als schatgraver en beschuldigingen van plagiaat (de Spalding-Rigdon theorie). Ook de eerste geruchten van overspel en polygamie staken in deze tijd de kop op (Newell & Avery 1994, pp. 65-66).

Joseph Smith overleefde deze crisis onder andere door zijn vroegste openbaringen, opgetekend in het Boek der Geboden uit 1833, met terugwerkende kracht uit te breiden met verschijningen van Johannes de Doper, die hem het Aäronische priesterschap gebracht zou hebben, en van Petrus, Jacobus en Johannes, die het Melchizedekse priesterschap op hem bevestigd zouden hebben (Prince 1995, pp. 1-45; Tvedtness 2000, pp. 21-36; vergelijk afdeling 28 van het Boek der Geboden uit 1833 met afdeling 50 van de Leer en Verbonden uit 1835 ). Deze goddelijke manifestaties verhoogden de status van Joseph Smith’s profetische roeping.

In 1837 maakte Amerika een grote economische crisis door (de “panic of 1837”) en kwam Joseph Smith opnieuw onder druk te staan. In Kirtland waren religie en economie sterk met elkaar verweven geraakt en speculatie was aan de orde van de dag. Kerkleiders en vermogende leden kochten, veelal met geleend geld, grote stukken land die zij met flinke winsten doorverkochten aan pas aangekomen bekeerlingen uit Engeland. Om in de grote kapitaal- en kredietbehoefte te voorzien die met deze ontwikkelingen gepaard ging, had Joseph Smith onder andere een bank opgericht, helaas zonder vergunning en zonder voldoende reserves. Toen de grondprijzen daalden, stortte de markt in, ging de bank failliet en raakten veel leden raakten al hun geld kwijt – alsmede het vertrouwen in hun leider (Hill 1989, pp. 55-67).

Het eerste visioen speelde tot dan toe nauwelijks een rol in de Mormoonse theologie. Daarom zien sommige onderzoekers in de versie van 1838/39 – de versie die in 1842 gepubliceerd werd en die uiteindelijk de officiële versie is geworden – een hernieuwde poging van Joseph Smith om zijn aanspraak op goddelijk gezag kracht bij te zetten, ditmaal met een profetische roeping die onmogelijk overtroefd kon worden, namelijk door God de Vader en Jezus Christus in hoogsteigen persoon (Palmer 2002, pp. 248-251).

Hoewel het onmogelijk is om met zekerheid te weten wat er destijds in Joseph Smith’s hoofd omging, vormt deze historische context wel een plausibele verklaring voor de opmerkelijke ontwikkeling van het eerste visioen van een eenvoudig, persoonlijk bekeringsverhaal tot het ultieme fundament van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.